kooien

Conjugations List of Kooien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkooikooideheb gekooid
jij, je, ukooitkooidehebt gekooid
hij, zij, hetkooitkooideheeft gekooid
wijkooienkooidenhebben gekooid
julliekooienkooidenhebben gekooid
zij, zekooienkooidenhebben gekooid

Presens

Example presens sentences for Kooien with some of the pronouns.

  • Ik kooi elke dag vogels voor mijn werk.
  • Jij kooit de konijnen in de achtertuin.
  • Hij kooit de vissen in het aquarium.
  • Zij kooien samen de duiven op de boerderij.
  • Wij kooien de dieren voorzichtig en met liefde.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Kooien with some of the pronouns.

  • Vroeger kooide ik vaak kanaries als hobby.
  • Toen ik jong was, kooide ik altijd muizen in mijn kamer.
  • Hij kooide vroeger cavia's als huisdieren.
  • Zij kooiden altijd kippen op hun boerderij.
  • Wij kooiden vroeger egels en lieten ze los in het bos.

Perfectum

Example perfectum sentences for Kooien with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren de vogels gekooit.
  • Jij hebt de konijnen al eerder gekooit, toch?
  • Hij heeft de vissen vorige week gekooit.
  • Zij hebben de duiven net gekooit voordat het begon te regenen.
  • Wij hebben de dieren zorgvuldig gekooit om ze te beschermen.