uitschreien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schrei uit | schreide uit | heb uitgeschreid |
jij, je, u | schreit uit | schreide uit | hebt uitgeschreid |
hij, zij, het | schreit uit | schreide uit | heeft uitgeschreid |
wij | schreien uit | schreiden uit | hebben uitgeschreid |
jullie | schreien uit | schreiden uit | hebben uitgeschreid |
zij, ze | schreien uit | schreiden uit | hebben uitgeschreid |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitschreien with some of the pronouns.
- Ik schrei uit over mijn favoriete boek.
- Jij schreit uit van vreugde.
- Hij/Zij schreit uit omdat ze gewonnen hebben.
- Wij schreien uit na een lange dag.
- Jullie schreien uit tijdens het concert.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitschreien with some of the pronouns.
- Ik schreide uit toen ik het slechte nieuws hoorde.
- Jij schreide uit na het ongeluk.
- Hij/Zij schreide uit van teleurstelling.
- Wij schreiden uit tijdens de begrafenis.
- Jullie schreiden uit bij het afscheid.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitschreien with some of the pronouns.
- Ik heb uitgeschreid na het nieuws.
- Jij hebt uitgeschreid over je verlies.
- Hij/Zij heeft uitgeschreid van ontroering.
- Wij hebben uitgeschreid tijdens de film.
- Jullie hebben uitgeschreid om het afscheid.