ohaën
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | oha | ohade | heb geohaad |
jij, je, u | ohaat | ohade | hebt geohaad |
hij, zij, het | ohaat | ohade | heeft geohaad |
wij | ohaën | ohaden | hebben geohaad |
jullie | ohaën | ohaden | hebben geohaad |
zij, ze | ohaën | ohaden | hebben geohaad |
PresensBeta
Example presens sentences for Ohaën with some of the pronouns.
- Ik ohaen elke dag een kop koffie.
- Jij ohaent vaak naar muziek.
- Hij/zij/het ohaent altijd veel tijd aan zijn/haar hobby.
- Wij ohaenen graag in de natuur.
- Jullie ohaenen regelmatig samen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ohaën with some of the pronouns.
- Ik ohaende vroeger veel tijd aan mijn studie.
- Jij ohaende als kind vaak met je speelgoed.
- Hij/zij/het ohaende altijd vol enthousiasme aan sport.
- Wij ohaenden vorig jaar een nieuwe taal.
- Jullie ohaenden vroeger samen in hetzelfde team.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ohaën with some of the pronouns.
- Ik heb ohaen gehad van die film.
- Jij hebt al eerder ohaen gedaan met die situatie.
- Hij/zij/het heeft nooit eerder ohaen gehad van zo'n kans.
- Wij hebben ohaen gehad van het mooie weer.
- Jullie hebben ohaen gehad van die reiservaring.