triomferen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | triomfeer | triomfeerde | heb getriomfeerd |
jij, je, u | triomfeert | triomfeerde | hebt getriomfeerd |
hij, zij, het | triomfeert | triomfeerde | heeft getriomfeerd |
wij | triomferen | triomfeerden | hebben getriomfeerd |
jullie | triomferen | triomfeerden | hebben getriomfeerd |
zij, ze | triomferen | triomfeerden | hebben getriomfeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Triomferen with some of the pronouns.
- Ik triomfeer over mijn succes.
- Jij triomfeert in deze competitie.
- Hij/Zij/Het triomfeert altijd in moeilijke situaties.
- Wij triomferen samen als een team.
- Jullie triomferen met jullie prestaties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Triomferen with some of the pronouns.
- Ik triomfeerde regelmatig tijdens mijn studiejaren.
- Jij triomfeerde toen je die uitdaging aanging.
- Hij/Zij/Het triomfeerde vaak in vorige projecten.
- Wij triomfeerden in het verleden tegen sterke concurrentie.
- Jullie triomfeerden elke keer dat jullie je best deden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Triomferen with some of the pronouns.
- Ik heb getriomfeerd in de wedstrijd van gisteren.
- Jij bent al eerder getriomfeerd in deze competitie.
- Hij/Zij/Het is meerdere keren in zijn/haar leven getriomfeerd.
- Wij hebben samen al vele malen getriomfeerd.
- Jullie zijn trots op wat jullie hebben getriomfeerd.