pipetteren

Conjugations List of Pipetteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpipetteerpipetteerdeheb gepipetteerd
jij, je, upipetteertpipetteerdehebt gepipetteerd
hij, zij, hetpipetteertpipetteerdeheeft gepipetteerd
wijpipetterenpipetteerdenhebben gepipetteerd
julliepipetterenpipetteerdenhebben gepipetteerd
zij, zepipetterenpipetteerdenhebben gepipetteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pipetteren with some of the pronouns.

  • Ik pipetteer elke dag in het laboratorium.
  • Jij pipetteert nauwkeurig de vloeistof in het buisje.
  • Hij/Zij/Het pipetteert de oplossing in de reageerbuis.
  • Wij pipetteren verschillende monsters voor de analyse.
  • Jullie pipetteren snel en efficiĆ«nt tijdens het experiment.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pipetteren with some of the pronouns.

  • Vroeger pipetteerde ik vaak in het laboratorium.
  • Toen ik studeerde, pipetteerde ik regelmatig tijdens practica.
  • Hij/Zij/Het pipetteerde altijd met precisie en concentratie.
  • Wij pipetteerden vroeger samen voor belangrijke experimenten.
  • Jullie pipetteerden langzaam en voorzichtig om geen fouten te maken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pipetteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepipetteerd tijdens het chemisch onderzoek.
  • Jij hebt het monster correct gepipetteerd.
  • Hij/Zij/Het heeft nauwkeurig gepipetteerd om fouten te voorkomen.
  • Wij hebben alle bekers zorgvuldig gepipetteerd.
  • Jullie hebben al het werk netjes gepipetteerd.