ingriffen

Conjugations List of Ingriffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgrif ingrifte inheb ingegrift
jij, je, ugrift ingrifte inhebt ingegrift
hij, zij, hetgrift ingrifte inheeft ingegrift
wijgriffen ingriften inhebben ingegrift
julliegriffen ingriften inhebben ingegrift
zij, zegriffen ingriften inhebben ingegrift

Presens
Beta

Example presens sentences for Ingriffen with some of the pronouns.

  • Ik grijp in bij ongepast gedrag.
  • Jij grijpt in wanneer er gevaar dreigt.
  • Hij/zij/het grijpt in om de situatie te veranderen.
  • Wij grijpen in om escalatie te voorkomen.
  • Jullie grijpen in bij overtredingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ingriffen with some of the pronouns.

  • Ik greep in omdat er chaos was.
  • Jij greep in toen je het gevaar zag.
  • Hij/zij/het greep in om de schade te beperken.
  • Wij grepen in tijdens de crisis.
  • Jullie grepen in terwijl ik afwezig was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ingriffen with some of the pronouns.

  • Ik ben ingegrepen bij een ruzie.
  • Jij hebt ingegrepen om een ongeluk te voorkomen.
  • Hij/zij/het is ingegrepen toen het nodig was.
  • Wij zijn ingegrepen bij een noodsituatie.
  • Jullie hebben ingegrepen om de vrede te bewaren.