natrillen

Conjugations List of Natrillen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktril natrilde naheb nagetrild
jij, je, utrilt natrilde nahebt nagetrild
hij, zij, hettrilt natrilde naheeft nagetrild
wijtrillen natrilden nahebben nagetrild
jullietrillen natrilden nahebben nagetrild
zij, zetrillen natrilden nahebben nagetrild

Presens
Beta

Example presens sentences for Natrillen with some of the pronouns.

  • Ik natril.
  • Jij/natu natreilt.
  • Hij/zij/het natreilt.
  • Wij/natrellen natrillen.
  • Jullie natrillen.
  • Zij natrillen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Natrillen with some of the pronouns.

  • Ik natrilde.
  • Jij/natu natreilde.
  • Hij/zij/het natreilde.
  • Wij/natrellen natrilden.
  • Jullie natrilden.
  • Zij natrilden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Natrillen with some of the pronouns.

  • Ik heb nagebeefd.
  • Jij/natu hebt nagebeefd.
  • Hij/zij/het heeft nagebeefd.
  • Wij/natrellen hebben nagebeefd.
  • Jullie hebben nagebeefd.
  • Zij hebben nagebeefd.