slagregenen

Conjugations List of Slagregenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslagregenslagregendeheb geslagregend
jij, je, uslagregentslagregendehebt geslagregend
hij, zij, hetslagregentslagregendeheeft geslagregend
wijslagregenenslagregendenhebben geslagregend
jullieslagregenenslagregendenhebben geslagregend
zij, zeslagregenenslagregendenhebben geslagregend

Presens
Beta

Example presens sentences for Slagregenen with some of the pronouns.

  • Het slagregent vandaag.
  • Het slaat nu hard regen.
  • Ik slaagregen als ik naar buiten kijk.
  • De regen slaat neer op de ramen.
  • Wanneer het slagregent, blijf ik liever binnen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Slagregenen with some of the pronouns.

  • Het sloeg altijd hard regen toen we op vakantie waren.
  • Toen ik wakker werd, sloeg het al urenlang regen.
  • Vroeger sloeg het vaak langdurig regen in deze regio.
  • Terwijl we aan het picknicken waren, sloeg het plotseling regen.
  • Het sloeg regen en het bleef maar doorgaan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Slagregenen with some of the pronouns.

  • Het heeft geslagregend gisteren.
  • Ik ben naar buiten gegaan nadat het had geslagregend.
  • Na de hevige slagregen is de straat ondergelopen.
  • We hebben geschuild in een café terwijl het geslagregend heeft.
  • Nadat het had geslagregend, was alles nat en modderig.