trakteren

Conjugations List of Trakteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrakteertrakteerdeheb getrakteerd
jij, je, utrakteerttrakteerdehebt getrakteerd
hij, zij, hettrakteerttrakteerdeheeft getrakteerd
wijtrakterentrakteerdenhebben getrakteerd
jullietrakterentrakteerdenhebben getrakteerd
zij, zetrakterentrakteerdenhebben getrakteerd

Presens

Example presens sentences for Trakteren with some of the pronouns.

  • Ik trakteer mijn collega's op taart.
  • Jij trakteert je vrienden op een etentje.
  • Hij trakteert zijn zus op een cadeau.
  • Wij trakteren onze gasten op een feestelijke avond.
  • Zij trakteren de kinderen op ijsjes.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Trakteren with some of the pronouns.

  • Vroeger trakteerde ik mijn collega's vaak op taart.
  • Jij trakteerde je vrienden gisteren op een etentje.
  • Hij trakteerde zijn zus vorige week op een cadeau.
  • Wij trakteerden onze gasten altijd op een feestelijke avond.
  • Zij trakteerden de kinderen regelmatig op ijsjes.

Perfectum

Example perfectum sentences for Trakteren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn collega's op taart getrakteerd.
  • Jij hebt je vrienden op een etentje getrakteerd.
  • Hij heeft zijn zus op een cadeau getrakteerd.
  • Wij hebben onze gasten op een feestelijke avond getrakteerd.
  • Zij hebben de kinderen op ijsjes getrakteerd.