muiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | muik | muikte | heb gemuikt |
jij, je, u | muikt | muikte | hebt gemuikt |
hij, zij, het | muikt | muikte | heeft gemuikt |
wij | muiken | muikten | hebben gemuikt |
jullie | muiken | muikten | hebben gemuikt |
zij, ze | muiken | muikten | hebben gemuikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Muiken with some of the pronouns.
- Ik muik vandaag naar school.
- Jij muikt graag in de tuin.
- Hij muikt elke dag een boek.
- Zij muikt snel op haar fiets.
- Wij muiken samen naar de film.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Muiken with some of the pronouns.
- Vroeger muikte ik altijd naar school met de fiets.
- Jij muikte vaak naar het strand in de zomer.
- Hij muikte langzaam door het bos.
- Zij muikte vroeger veel in de bergen.
- Wij muikten regelmatig naar de bibliotheek om boeken te lenen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Muiken with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gemuikt in het park.
- Jij bent al eens naar dat museum gemuikt.
- Hij heeft veel gereisd en gemuikt in verschillende landen.
- Zij is naar het concert gemuikt met haar vrienden.
- Wij hebben vorige week gemuikt in het restaurant.