chronometreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | chronometreer | chronometreerde | heb gechronometreerd |
jij, je, u | chronometreert | chronometreerde | hebt gechronometreerd |
hij, zij, het | chronometreert | chronometreerde | heeft gechronometreerd |
wij | chronometreren | chronometreerden | hebben gechronometreerd |
jullie | chronometreren | chronometreerden | hebben gechronometreerd |
zij, ze | chronometreren | chronometreerden | hebben gechronometreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Chronometreren with some of the pronouns.
- Ik chronometreer de hardlopers tijdens de wedstrijd.
- Jij chronometreert de zwemmers in het zwembad.
- Hij/Zij chronometreert de tijden van de wielrenners.
- Wij chronometreren de sprekers op het congres.
- Jullie chronometreren de rondetijden op de racebaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Chronometreren with some of the pronouns.
- Vroeger chronometreerde ik de hardlopers tijdens de wedstrijd.
- Vroeger chronometreerde jij de zwemmers in het zwembad.
- Vroeger chronometreerde hij/zij de tijden van de wielrenners.
- Vroeger chronometreerden wij de sprekers op het congres.
- Vroeger chronometreerden jullie de rondetijden op de racebaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Chronometreren with some of the pronouns.
- Ik heb de hardlopers tijdens de wedstrijd gechronometreerd.
- Jij hebt de zwemmers in het zwembad gechronometreerd.
- Hij/Zij heeft de tijden van de wielrenners gechronometreerd.
- Wij hebben de sprekers op het congres gechronometreerd.
- Jullie hebben de rondetijden op de racebaan gechronometreerd.