plagiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plagieer | plagieerde | heb geplagieerd |
jij, je, u | plagieert | plagieerde | hebt geplagieerd |
hij, zij, het | plagieert | plagieerde | heeft geplagieerd |
wij | plagiëren | plagieerden | hebben geplagieerd |
jullie | plagiëren | plagieerden | hebben geplagieerd |
zij, ze | plagiëren | plagieerden | hebben geplagieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Plagiëren with some of the pronouns.
- Ik plaagieer regelmatig mijn collega's met grapjes.
- Jij plagieert vaak je huiswerk van anderen.
- Hij/Zij/Het plagieert onschuldige mensen om zijn/haar werk te presenteren.
- Wij plagieren nooit, omdat we eerlijk willen zijn.
- Jullie plagieeren soms informatie van het internet voor jullie presentaties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Plagiëren with some of the pronouns.
- Ik plagieerde vroeger vaak tijdens mijn schooljaren.
- Jij plagieerde regelmatig teksten uit boeken zonder bronvermelding.
- Hij/Zij/Het plagieerde altijd ideeën van anderen om indruk te maken.
- Wij plagieerden soms onbewust materiaal in onze projecten.
- Jullie plagieerden nooit, omdat jullie ethiek belangrijk vinden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Plagiëren with some of the pronouns.
- Ik heb geplagieerd tijdens mijn studie, maar ik heb ervan geleerd.
- Jij hebt al eerder geplagieerd en dat werd niet getolereerd.
- Hij/Zij/Het heeft zich schuldig gemaakt aan plagiaat in zijn/haar scriptie.
- Wij hebben nooit geplagieerd, omdat we de waarde van originaliteit begrijpen.
- Jullie hebben vaak geplagieerd en nu moeten jullie de consequenties dragen.