verordineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verordineer | verordineerde | heb verordineerd |
jij, je, u | verordineert | verordineerde | hebt verordineerd |
hij, zij, het | verordineert | verordineerde | heeft verordineerd |
wij | verordineren | verordineerden | hebben verordineerd |
jullie | verordineren | verordineerden | hebben verordineerd |
zij, ze | verordineren | verordineerden | hebben verordineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verordineren with some of the pronouns.
- Ik verordineer de nieuwe regels.
- Jij verordineert strengere maatregelen.
- Hij verordineert een onderzoek naar de zaak.
- Wij verordoneren een vergadering voor volgende week.
- Zij verordenen de sluiting van het café.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verordineren with some of the pronouns.
- Ik verordineerde de nieuwe regels.
- Jij verordonneerde strengere maatregelen.
- Hij verordonneerde een onderzoek naar de zaak.
- Wij verordonneerden een vergadering voor volgende week.
- Zij verordonneerden de sluiting van het café.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verordineren with some of the pronouns.
- Ik heb de nieuwe regels verordonneerd.
- Jij hebt strengere maatregelen verordonneerd.
- Hij heeft een onderzoek naar de zaak verordonneerd.
- Wij hebben een vergadering verordonneerd voor volgende week.
- Zij hebben de sluiting van het café verordonneerd.