teuteren

Conjugations List of Teuteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikteuterteuterdeheb geteuterd
jij, je, uteutertteuterdehebt geteuterd
hij, zij, hetteutertteuterdeheeft geteuterd
wijteuterenteuterdenhebben geteuterd
jullieteuterenteuterdenhebben geteuterd
zij, zeteuterenteuterdenhebben geteuterd

Presens

Example presens sentences for Teuteren with some of the pronouns.

  • Ik teuter
  • Jij teutert
  • Hij/Zij/Het teutert
  • Wij teuteren
  • Jullie teuteren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Teuteren with some of the pronouns.

  • Ik teuterde
  • Jij teuterde
  • Hij/Zij/Het teuterde

Perfectum

Example perfectum sentences for Teuteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geteuterd
  • Jij hebt geteuterd
  • Hij/Zij/Het heeft geteuterd
  • Wij hebben geteuterd
  • Jullie hebben geteuterd