inboren

Conjugations List of Inboren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboor inboorde inheb ingeboord
jij, je, uboort inboorde inhebt ingeboord
hij, zij, hetboort inboorde inheeft ingeboord
wijboren inboorden inhebben ingeboord
jullieboren inboorden inhebben ingeboord
zij, zeboren inboorden inhebben ingeboord

Presens
Beta

Example presens sentences for Inboren with some of the pronouns.

  • Ik boor in het hout om een gat te maken.
  • Jij boort de schroeven in de muur.
  • Hij boort zijn tanden met een elektrische tandenborstel.
  • Wij boren de pijpleiding onder de grond.
  • Zij boren naar olie in de oceaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inboren with some of the pronouns.

  • Vroeger boorde ik gaten met een handboor.
  • Toen boorde jij de planken voor de constructie.
  • Hij boorde altijd putten in de grond voor water.
  • In die tijd boorden wij de kabels door de muur.
  • Zij boorden het gat te diep en moesten opnieuw beginnen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inboren with some of the pronouns.

  • Ik heb ingeboord om de plank vast te zetten.
  • Jij hebt de gaten in de tegels geboord.
  • Hij heeft zijn naam in het metaal geboord.
  • Wij hebben de boutjes in het frame geboord.
  • Zij hebben de schroefdraad ingeboord voor de bevestiging.