invouwen

Conjugations List of Invouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvouw invouwde inheb ingevouwen
jij, je, uvouwt invouwde inhebt ingevouwen
hij, zij, hetvouwt invouwde inheeft ingevouwen
wijvouwen invouwden inhebben ingevouwen
jullievouwen invouwden inhebben ingevouwen
zij, zevouwen invouwden inhebben ingevouwen

Presens
Beta

Example presens sentences for Invouwen with some of the pronouns.

  • Ik vouw de kleren op.
  • Jij vouwt de brief in vieren.
  • Hij/Zij vouwt de papieren netjes.
  • Wij vouwen de servetten voor het diner.
  • Zij vouwen de kranten op voor recycling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Invouwen with some of the pronouns.

  • Vroeger vouwde ik de kranten elke ochtend.
  • Toen we klein waren, vouwden we vliegtuigjes van papier.
  • Elke week vouwde hij de was nauwkeurig op.
  • In die tijd vouwden zij duizenden enveloppen per dag.
  • Tijdens de workshop vouwden we origami figuren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Invouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb de brieven ingevouwen.
  • Jij hebt het cadeau mooi ingepakt.
  • Hij/Zij heeft de kledingstukken netjes opgevouwen.
  • Wij hebben de kaarten gevouwen voor het feest.
  • Zij hebben de formulieren correct ingevuld en opgevouwen.