remplaceren

Conjugations List of Remplaceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikremplaceerremplaceerdeheb geremplaceerd
jij, je, uremplaceertremplaceerdehebt geremplaceerd
hij, zij, hetremplaceertremplaceerdeheeft geremplaceerd
wijremplacerenremplaceerdenhebben geremplaceerd
jullieremplacerenremplaceerdenhebben geremplaceerd
zij, zeremplacerenremplaceerdenhebben geremplaceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Remplaceren with some of the pronouns.

  • Ik vervang de kapotte lamp.
  • Jij vervangt je oude fietsband.
  • Hij vervangt zijn collega tijdens de vergadering.
  • Wij vervangen de versleten stoelen in het klaslokaal.
  • Zij vervangen de verloren sleutel met een nieuwe.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Remplaceren with some of the pronouns.

  • Ik verving de kapotte lamp gisteren.
  • Jij verving je oude fietsband vorige week.
  • Hij verving zijn collega tijdens de vergadering een maand geleden.
  • Wij vervingen de versleten stoelen in het klaslokaal vorig jaar.
  • Zij vervingen de verloren sleutel met een nieuwe tijdens de vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Remplaceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kapotte lamp vervangen.
  • Jij hebt je oude fietsband vervangen.
  • Hij heeft zijn collega tijdens de vergadering vervangen.
  • Wij hebben de versleten stoelen in het klaslokaal vervangen.
  • Zij hebben de verloren sleutel met een nieuwe vervangen.