omgluren

Conjugations List of Omgluren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgluur omgluurde omheb omgegluurd
jij, je, ugluurt omgluurde omhebt omgegluurd
hij, zij, hetgluurt omgluurde omheeft omgegluurd
wijgluren omgluurden omhebben omgegluurd
julliegluren omgluurden omhebben omgegluurd
zij, zegluren omgluurden omhebben omgegluurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Omgluren with some of the pronouns.

  • Ik gluur om tijdens de pauze.
  • Jij gluurt om stiekem naar de buren.
  • Hij gluurt om door het sleutelgat.
  • Zij gluurt om te zien wie er aanbelt.
  • Wij gluren om grappige momenten te spotten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omgluren with some of the pronouns.

  • Ik gluurde altijd om bij de buren.
  • Jij gluurde stiekem om informatie te krijgen.
  • Hij gluurt al jaren om niets te missen.
  • Zij gluurde vaak door het raam om mensen te observeren.
  • Wij gluurden vroeger altijd naar de overburen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omgluren with some of the pronouns.

  • Ik heb omgegluurd bij de buren.
  • Jij hebt stiekem omgegluurd.
  • Hij heeft door het sleutelgat omgegluurd.
  • Zij heeft gekeken wie er aanbelde door om te gluren.
  • Wij hebben grappige momenten gespot door om te gluren.