verfrissen

Conjugations List of Verfrissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverfrisverfristeheb verfrist
jij, je, uverfristverfristehebt verfrist
hij, zij, hetverfristverfristeheeft verfrist
wijverfrissenverfristenhebben verfrist
jullieverfrissenverfristenhebben verfrist
zij, zeverfrissenverfristenhebben verfrist

Presens

Example presens sentences for Verfrissen with some of the pronouns.

  • Ik verfris mijn gezicht elke ochtend.
  • Jij verfrist jezelf met een glas water.
  • Hij verfrist zijn kennis door boeken te lezen.
  • Wij verfrissen de tuin voor het feest.
  • Zij verfrissen zich na het sporten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Verfrissen with some of the pronouns.

  • Vroeger verfriste ik mijn gezicht met koud water.
  • Toen jij binnenkwam, verfriste je de sfeer in de kamer.
  • Hij verfriste regelmatig zijn geheugen met oefeningen.
  • In het verleden verfristen wij de muren met nieuwe verf.
  • Als kind verfristen zij zich in de zee tijdens de zomer.

Perfectum

Example perfectum sentences for Verfrissen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn gezicht vanochtend verfrist.
  • Jij hebt jezelf met een glas water verfrist.
  • Hij heeft zijn kennis verfrist door boeken te lezen.
  • Wij hebben de tuin voor het feest verfrist.
  • Zij hebben zich na het sporten verfrist.