uitwateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | water uit | waterde uit | heb uitgewaterd |
jij, je, u | watert uit | waterde uit | hebt uitgewaterd |
hij, zij, het | watert uit | waterde uit | heeft uitgewaterd |
wij | wateren uit | waterden uit | hebben uitgewaterd |
jullie | wateren uit | waterden uit | hebben uitgewaterd |
zij, ze | wateren uit | waterden uit | hebben uitgewaterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitwateren with some of the pronouns.
- Ik uitwater de boot na elke vaart.
- Jij/je uitwatert de planten elke dag.
- Hij/zij/het watert de vijver uit met een pomp.
- Wij/we wateren de bloemen uit in de ochtend.
- Jullie wateren de tuin uit voor het onweer begint.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitwateren with some of the pronouns.
- Vroeger waterde ik de boot uit na elke vaart.
- Jij/je waterde de planten uit elke dag.
- Hij/zij/het waterde de vijver uit met een pomp.
- Wij/we waterden de bloemen uit in de ochtend.
- Jullie waterden de tuin uit voor het begon te regenen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitwateren with some of the pronouns.
- Ik heb de boot uitgewaterd na elke vaart.
- Jij/je hebt de planten uitgewaterd vandaag.
- Hij/zij/het heeft de vijver uitgewaterd met een pomp.
- Wij/we hebben de bloemen uitgewaterd vanochtend.
- Jullie hebben de tuin uitgewaterd voordat het begon te regenen.