overreden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overreed | overreedde | heb overreed |
jij, je, u | overreedt | overreedde | hebt overreed |
hij, zij, het | overreedt | overreedde | heeft overreed |
wij | overreden | overreedden | hebben overreed |
jullie | overreden | overreedden | hebben overreed |
zij, ze | overreden | overreedden | hebben overreed |
PresensBeta
Example presens sentences for Overreden with some of the pronouns.
- Ik overreed hem om mee te gaan naar het feest.
- Zij overreedt haar vriendin om de film te zien.
- Wij overreden hen om lid te worden van de club.
- Jullie overreden mij om akkoord te gaan met jullie voorstel.
- De politicus overreedt de kiezers om op hem te stemmen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overreden with some of the pronouns.
- Vroeger overreed ik hem vaak om mee te gaan naar feestjes.
- Zij overreed haar vriendin regelmatig om films te kijken.
- Wij overreden hen soms om lid te worden van de club.
- Jullie overreedden mij af en toe om akkoord te gaan met jullie voorstellen.
- De politicus overreedde de kiezers altijd om op hem te stemmen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overreden with some of the pronouns.
- Ik heb hem overreed om mee te gaan naar het feest.
- Zij heeft haar vriendin overreed om de film te zien.
- Wij hebben hen overreden om lid te worden van de club.
- Jullie hebben mij overreed om akkoord te gaan met jullie voorstel.
- De politicus heeft de kiezers overreed om op hem te stemmen.