kwijtspelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speel kwijt | speelde kwijt | ben kwijtgespeeld |
jij, je, u | speelt kwijt | speelde kwijt | bent kwijtgespeeld |
hij, zij, het | speelt kwijt | speelde kwijt | is kwijtgespeeld |
wij | spelen kwijt | speelden kwijt | zijn kwijtgespeeld |
jullie | spelen kwijt | speelden kwijt | zijn kwijtgespeeld |
zij, ze | spelen kwijt | speelden kwijt | zijn kwijtgespeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Kwijtspelen with some of the pronouns.
- Ik speel mijn sleutels kwijt.
- Jij speelt je portemonnee kwijt.
- Hij speelt zijn telefoon kwijt.
- Wij spelen onze jassen kwijt.
- Zij spelen hun boeken kwijt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kwijtspelen with some of the pronouns.
- Vroeger speelde ik altijd mijn sleutels kwijt.
- Toen speelde jij vaak je portemonnee kwijt.
- Hij speelde regelmatig zijn telefoon kwijt.
- Wij speelden soms onze jassen kwijt.
- Zij speelden af en toe hun boeken kwijt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kwijtspelen with some of the pronouns.
- Ik ben mijn sleutels kwijtgespeeld.
- Jij hebt je portemonnee kwijtgespeeld.
- Hij heeft zijn telefoon kwijtgespeeld.
- Wij hebben onze jassen kwijtgespeeld.
- Zij hebben hun boeken kwijtgespeeld.