beredeneren

Conjugations List of Beredeneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikberedeneerberedeneerdeheb beredeneerd
jij, je, uberedeneertberedeneerdehebt beredeneerd
hij, zij, hetberedeneertberedeneerdeheeft beredeneerd
wijberedenerenberedeneerdenhebben beredeneerd
jullieberedenerenberedeneerdenhebben beredeneerd
zij, zeberedenerenberedeneerdenhebben beredeneerd

Presens

Example presens sentences for Beredeneren with some of the pronouns.

  • Ik beredeneer de problemen van mijn leerlingen.
  • Jij beredeneert je antwoorden zorgvuldig.
  • Hij/Zij beredeneert de situatie op een logische manier.
  • Wij beredeneren de mogelijke oplossingen voor het vraagstuk.
  • Jullie beredeneren de argumenten goed tijdens het debat.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Beredeneren with some of the pronouns.

  • Ik beredeneerde de oorzaken van het probleem.
  • Jij beredeneerde je keuzes niet goed genoeg.
  • Hij/Zij beredeneerde de gevolgen van zijn acties.
  • Wij beredeneerden de verschillende perspectieven.
  • Jullie beredeneerden de argumenten krachtig tijdens het debat.

Perfectum

Example perfectum sentences for Beredeneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de vraagstukken grondig beredeneerd.
  • Jij hebt je standpunt goed beredeneerd.
  • Hij/Zij heeft de resultaten nauwkeurig beredeneerd.
  • Wij hebben de voors en tegens zorgvuldig beredeneerd.
  • Jullie hebben de conclusie op basis van feiten beredeneerd.