uitkienen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kien uit | kiende uit | heb uitgekiend |
jij, je, u | kient uit | kiende uit | hebt uitgekiend |
hij, zij, het | kient uit | kiende uit | heeft uitgekiend |
wij | kienen uit | kienden uit | hebben uitgekiend |
jullie | kienen uit | kienden uit | hebben uitgekiend |
zij, ze | kienen uit | kienden uit | hebben uitgekiend |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitkienen with some of the pronouns.
- Ik kien de opdracht uit voor het examen.
- Jij kient de puzzelstukjes zorgvuldig uit.
- Hij/zij/kij kient de beste strategie uit voor het spel.
- Wij kienen de juiste woorden uit voor de presentatie.
- Jullie kienen de ingrediënten zorgvuldig uit voor het recept.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitkienen with some of the pronouns.
- Ik kien de opdracht uit voor het examen.
- Jij kiened de puzzelstukjes zorgvuldig uit.
- Hij/zij/kij kienede de beste strategie uit voor het spel.
- Wij kieneden de juiste woorden uit voor de presentatie.
- Jullie kieneden de ingrediënten zorgvuldig uit voor het recept.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitkienen with some of the pronouns.
- Ik heb de opdracht uitgekien voor het examen.
- Jij hebt de puzzelstukjes zorgvuldig uitgekien.
- Hij/zij/kij heeft de beste strategie uitgekien voor het spel.
- Wij hebben de juiste woorden uitgekien voor de presentatie.
- Jullie hebben de ingrediënten zorgvuldig uitgekien voor het recept.