vervolmaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vervolmaak | vervolmaakte | heb vervolmaakt |
jij, je, u | vervolmaakt | vervolmaakte | hebt vervolmaakt |
hij, zij, het | vervolmaakt | vervolmaakte | heeft vervolmaakt |
wij | vervolmaken | vervolmaakten | hebben vervolmaakt |
jullie | vervolmaken | vervolmaakten | hebben vervolmaakt |
zij, ze | vervolmaken | vervolmaakten | hebben vervolmaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Vervolmaken with some of the pronouns.
- Ik vervolmaak mijn vaardigheden elke dag.
- Jij vervolmaakt je kennis van het Nederlands.
- Hij vervolmaakt zijn technieken in de schilderkunst.
- Wij vervolmaken ons begrip van de grammatica.
- Zij vervolmaken hun presentatievaardigheden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vervolmaken with some of the pronouns.
- Ik vervolmaakte mijn vaardigheden vroeger veel.
- Jij vervolmaakte je kennis van het Nederlands tijdens de cursus.
- Hij vervolmaakte zijn technieken in de schilderkunst als tiener.
- Wij vervolmaakten ons begrip van de grammatica langzaam.
- Zij vervolmaakten hun presentatievaardigheden gedurende het hele jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vervolmaken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vaardigheden vervolmaakt.
- Jij hebt je kennis van het Nederlands vervolmaakt.
- Hij heeft zijn technieken in de schilderkunst vervolmaakt.
- Wij hebben ons begrip van de grammatica vervolmaakt.
- Zij hebben hun presentatievaardigheden vervolmaakt.