nakauwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kauw na | kauwde na | heb nagekauwd |
jij, je, u | kauwt na | kauwde na | hebt nagekauwd |
hij, zij, het | kauwt na | kauwde na | heeft nagekauwd |
wij | kauwen na | kauwden na | hebben nagekauwd |
jullie | kauwen na | kauwden na | hebben nagekauwd |
zij, ze | kauwen na | kauwden na | hebben nagekauwd |
Presens
Example presens sentences for Nakauwen with some of the pronouns.
- Ik kauw het eten na.
- Jij kauwt het goed na.
- Hij/Zij kauwt altijd alles na.
- Wij kauwen de lesstof na.
- Zij kauwen de woorden na.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Nakauwen with some of the pronouns.
- Ik kauwde het eten na.
- Jij kauwde het goed na.
- Hij/Zij kauwde altijd alles na.
- Wij kauwden de lesstof na.
- Zij kauwden de woorden na.
Perfectum
Example perfectum sentences for Nakauwen with some of the pronouns.
- Ik heb het eten nagekauwd.
- Jij hebt het goed nagekauwd.
- Hij/Zij heeft altijd alles nagekauwd.
- Wij hebben de lesstof nagewauwd.
- Zij hebben de woorden nagekauwd.