verbeestelijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbeestelijk | verbeestelijkte | ben verbeestelijkt |
jij, je, u | verbeestelijkt | verbeestelijkte | bent verbeestelijkt |
hij, zij, het | verbeestelijkt | verbeestelijkte | is verbeestelijkt |
wij | verbeestelijken | verbeestelijkten | zijn verbeestelijkt |
jullie | verbeestelijken | verbeestelijkten | zijn verbeestelijkt |
zij, ze | verbeestelijken | verbeestelijkten | zijn verbeestelijkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verbeestelijken with some of the pronouns.
- Ik verbeestelijk
- Jij verbeestelijkt
- Hij/Zij/Het verbeestelijkt
- Wij verbeestelijken
- Jullie verbeestelijken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verbeestelijken with some of the pronouns.
- Ik verbeestelijkte
- Jij verbeestelijkte
- Hij/Zij/Het verbeestelijkte
- Wij verbeestelijkten
- Jullie verbeestelijkten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verbeestelijken with some of the pronouns.
- Ik heb verbeestelijkt
- Jij hebt verbeestelijkt
- Hij/Zij/Het heeft verbeestelijkt
- Wij hebben verbeestelijkt
- Jullie hebben verbeestelijkt