uitrennen

Conjugations List of Uitrennen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikren uitrende uitben uitgerend
jij, je, urent uitrende uitbent uitgerend
hij, zij, hetrent uitrende uitis uitgerend
wijrennen uitrenden uitzijn uitgerend
jullierennen uitrenden uitzijn uitgerend
zij, zerennen uitrenden uitzijn uitgerend

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitrennen with some of the pronouns.

  • Ik ren uit naar de supermarkt.
  • Jij rent uit naar het park.
  • Hij rent uit naar de bushalte.
  • Zij rent uit naar de bioscoop.
  • Wij rennen uit naar het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitrennen with some of the pronouns.

  • Als kind rende ik uit naar de supermarkt.
  • Vroeger rende jij uit naar het park.
  • Hij rende uit naar de bushalte.
  • Zij rende uit naar de bioscoop.
  • Wij renden uit naar het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitrennen with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgerend naar de supermarkt.
  • Jij bent uitgerend naar het park.
  • Hij is uitgerend naar de bushalte.
  • Zij is uitgerend naar de bioscoop.
  • Wij zijn uitgerend naar het strand.