lamenteren

Conjugations List of Lamenteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklamenteerlamenteerdeheb gelamenteerd
jij, je, ulamenteertlamenteerdehebt gelamenteerd
hij, zij, hetlamenteertlamenteerdeheeft gelamenteerd
wijlamenterenlamenteerdenhebben gelamenteerd
jullielamenterenlamenteerdenhebben gelamenteerd
zij, zelamenterenlamenteerdenhebben gelamenteerd

Presens

Example presens sentences for Lamenteren with some of the pronouns.

  • Ik lamenter, jij lamentreert, hij/zij/het lamenteert.
  • Wij/jullie/zij lamenteren over het weer.
  • De studenten lamenteren over de hoeveelheid huiswerk.
  • Hij lamenteert altijd over zijn problemen.
  • Lamenteren jullie vaak over kleine dingen?

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Lamenteren with some of the pronouns.

  • Ik lamenteerde vroeger vaak over mijn werk.
  • Jij lamenteerde gisteren over de slechte service.
  • Hij lamenteerde elke dag over dezelfde problemen.
  • We lamenteerden samen over de moeilijke situatie.
  • Zij lamenteerden toen ze het nieuws hoorden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Lamenteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gelamenterd over mijn fouten.
  • Jij bent al eerder gelamenterd over dit onderwerp.
  • Hij heeft lang gelamenterd voordat hij zijn beslissing nam.
  • We hebben veel gelamenterd tijdens de vergadering.
  • Zij hebben niet gelamenterd over de verloren wedstrijd.