ontwringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontwring | ontwrong | heb ontwrongen |
jij, je, u | ontwringt | ontwrong | hebt ontwrongen |
hij, zij, het | ontwringt | ontwrong | heeft ontwrongen |
wij | ontwringen | ontwrongen | hebben ontwrongen |
jullie | ontwringen | ontwrongen | hebben ontwrongen |
zij, ze | ontwringen | ontwrongen | hebben ontwrongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontwringen with some of the pronouns.
- Ik ontwring
- Jij ontwringt
- Hij/Zij/Het ontwringt