opduikelen

Conjugations List of Opduikelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikduikel opduikelde opheb opgeduikeld
jij, je, uduikelt opduikelde ophebt opgeduikeld
hij, zij, hetduikelt opduikelde opheeft opgeduikeld
wijduikelen opduikelden ophebben opgeduikeld
jullieduikelen opduikelden ophebben opgeduikeld
zij, zeduikelen opduikelden ophebben opgeduikeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Opduikelen with some of the pronouns.

  • Ik duikel regelmatig oude foto's op.
  • Jij duikelt soms interessante feiten op.
  • Hij/Zij duikelt nieuwe informatie op tijdens het onderzoek.
  • Wij duikelen oude boeken op in de bibliotheek.
  • Jullie duikelen verborgen schatten op tijdens de vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opduikelen with some of the pronouns.

  • Vroeger dook ik vaak naar schelpen op het strand.
  • Toen jij jong was, dook je regelmatig in de rivier op zoek naar avontuur.
  • Hij/Zij dook altijd in de geschiedenisboeken om meer te leren.
  • Wij doken elke zomer in het meer om af te koelen.
  • Jullie doken diep in de materie tijdens de studie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opduikelen with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week een zeldzaam boek opgeduikeld.
  • Jij hebt de verloren sleutels opgedoken.
  • Hij/Zij heeft waardevolle documenten opgedoken in het archief.
  • Wij hebben een oud voorwerp opgeduikeld tijdens het graven.
  • Jullie hebben belangrijke informatie opgedoken tijdens het onderzoek.