vorsen

Conjugations List of Vorsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvorsvorsteheb gevorst
jij, je, uvorstvorstehebt gevorst
hij, zij, hetvorstvorsteheeft gevorst
wijvorsenvorstenhebben gevorst
jullievorsenvorstenhebben gevorst
zij, zevorsenvorstenhebben gevorst

Presens
Beta

Example presens sentences for Vorsen with some of the pronouns.

  • Ik vorst vandaag de grond in mijn tuin.
  • Jij vorst regelmatig je moestuin om.
  • Hij vorst altijd de aardappelen voordat hij ze kookt.
  • Wij vorsten samen de akkers in dit gebied.
  • Zij vorsten de bevroren rivier om een ijsweg te creëren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vorsen with some of the pronouns.

  • Ik vorste altijd de grond in mijn tuin.
  • Jij vorste regelmatig je moestuin om.
  • Hij vorste de aardappelen voordat hij ze kookte.
  • Wij vorsten samen de akkers in dit gebied.
  • Zij vorsten de bevroren rivier om een ijsweg te creëren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vorsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de grond in mijn tuin gevorst.
  • Jij hebt je moestuin regelmatig gevorst.
  • Hij heeft altijd de aardappelen gevorst voordat hij ze kookt.
  • Wij hebben samen de akkers gevorst in dit gebied.
  • Zij hebben de bevroren rivier gevorst om een ijsweg te creëren.