plisseren

Conjugations List of Plisseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplisseerplisseerdeheb geplisseerd
jij, je, uplisseertplisseerdehebt geplisseerd
hij, zij, hetplisseertplisseerdeheeft geplisseerd
wijplisserenplisseerdenhebben geplisseerd
jullieplisserenplisseerdenhebben geplisseerd
zij, zeplisserenplisseerdenhebben geplisseerd

Presens

Example presens sentences for Plisseren with some of the pronouns.

  • Ik plisseer de gordijnen voor het raam.
  • Jij plisseert je rokken altijd heel netjes.
  • Hij plisseert graag zijn overhemden.
  • Wij plisseren de stoffen om ze te vouwen.
  • Zij plisseren de jurken voor de modeshow.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Plisseren with some of the pronouns.

  • Ik plisseerde de gordijnen voor het raam.
  • Jij plisseerde je rokken altijd heel netjes.
  • Hij plisseerde graag zijn overhemden.
  • Wij plisseerden de stoffen om ze te vouwen.
  • Zij plisseerden de jurken voor de modeshow.

Perfectum

Example perfectum sentences for Plisseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de gordijnen geplisseerd voor het raam.
  • Jij hebt je rokken altijd heel netjes geplisseerd.
  • Hij heeft graag zijn overhemden geplisseerd.
  • Wij hebben de stoffen geplisseerd om ze te vouwen.
  • Zij hebben de jurken geplisseerd voor de modeshow.