wegritsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rits weg | ritste weg | heb weggeritst |
jij, je, u | ritst weg | ritste weg | hebt weggeritst |
hij, zij, het | ritst weg | ritste weg | heeft weggeritst |
wij | ritsen weg | ritsten weg | hebben weggeritst |
jullie | ritsen weg | ritsten weg | hebben weggeritst |
zij, ze | ritsen weg | ritsten weg | hebben weggeritst |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegritsen with some of the pronouns.
- Ik rits weg van de drukke straat.
- Jij ritst weg uit je jas.
- Hij/Zij/Het ritst weg voordat ik het kan zien.
- Wij ritsen weg van de menigte.
- Zij ritsen weg naar de uitgang.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegritsen with some of the pronouns.
- Ik ritste weg van de gevaarlijke situatie.
- Jij ritste weg toen je me zag aankomen.
- Hij/Zij/Het ritste weg terwijl ik nog aan het praten was.
- Wij ritsten weg van de drukte van de stad.
- Zij ritsten weg voordat de politie arriveerde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegritsen with some of the pronouns.
- Ik ben wegggeritst na het feestje.
- Jij bent weggeritst zonder gedag te zeggen.
- Hij/Zij/Het is weggeritst tijdens de pauze.
- Wij zijn weggeritst voordat de regen begon.
- Zij zijn weggeritst naar een andere stad.