wroegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wroeg | wroegde | heb gewroegd |
jij, je, u | wroegt | wroegde | hebt gewroegd |
hij, zij, het | wroegt | wroegde | heeft gewroegd |
wij | wroegen | wroegden | hebben gewroegd |
jullie | wroegen | wroegden | hebben gewroegd |
zij, ze | wroegen | wroegden | hebben gewroegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Wroegen with some of the pronouns.
- Ik wroeg
- Jij wroegt
- Hij/Zij/Het wroegt
- Wij jullie zij wroegen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wroegen with some of the pronouns.
- Ik wroegde
- Jij wroegde
- Hij/Zij/Het wroegde
- Wij wroegden
- Jullie wroegden
- Zij wroegden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wroegen with some of the pronouns.
- Ik heb gewroegd
- Jij hebt gewroegd
- Hij/Zij/Het heeft gewroegd
- Wij hebben gewroegd
- Jullie hebben gewroegd
- Zij hebben gewroegd