wegblijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blijf weg | bleef weg | ben weggebleven |
jij, je, u | blijft weg | bleef weg | bent weggebleven |
hij, zij, het | blijft weg | bleef weg | is weggebleven |
wij | blijven weg | bleven weg | zijn weggebleven |
jullie | blijven weg | bleven weg | zijn weggebleven |
zij, ze | blijven weg | bleven weg | zijn weggebleven |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegblijven with some of the pronouns.
- Ik blijf vandaag thuis.
- Wij blijven altijd tot het einde van de film zitten.
- Jij blijft graag lang op vakantie.
- Zij blijven vaak weg van feestjes.
- Hij blijft regelmatig in zijn kantoor werken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegblijven with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, bleef ik altijd thuis tijdens de winters.
- Vroeger bleven we vaak tot laat op feestjes.
- Als kind bleef jij soms dagenlang bij je vrienden logeren.
- In die tijd bleven zij meestal weg van drukke plaatsen.
- Hij bleef vroeger altijd tot in de late uurtjes werken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegblijven with some of the pronouns.
- Ik ben gisteren thuisgebleven.
- Wij zijn vorige week tot het einde van de voorstelling gebleven.
- Jij bent lang op vakantie gebleven.
- Zij zijn tijdens de zomervakantie vaak weggebleven van huis.
- Hij is de hele nacht in zijn kantoor gebleven om te werken.