rondcirkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | cirkel rond | cirkelde rond | heb rondgecirkeld |
jij, je, u | cirkelt rond | cirkelde rond | hebt rondgecirkeld |
hij, zij, het | cirkelt rond | cirkelde rond | heeft rondgecirkeld |
wij | cirkelen rond | cirkelden rond | hebben rondgecirkeld |
jullie | cirkelen rond | cirkelden rond | hebben rondgecirkeld |
zij, ze | cirkelen rond | cirkelden rond | hebben rondgecirkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondcirkelen with some of the pronouns.
- De vogels cirkelen rond.
- Ik cirkel rond op mijn fiets.
- De helikopter cirkelt rond boven de stad.
- Jij cirkelt rond in je gedachten.
- Wij cirkelen rond het idee van een nieuwe strategie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondcirkelen with some of the pronouns.
- De vogels cirkelden rond.
- Ik cirkelde rond op mijn fiets.
- De helikopter cirkelde rond boven de stad.
- Jij cirkelde rond in je gedachten.
- Wij cirkelden rond het idee van een nieuwe strategie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondcirkelen with some of the pronouns.
- De vogels hebben rondgecirkeld.
- Ik heb rondgecirkeld op mijn fiets.
- De helikopter heeft boven de stad rondgecirkeld.
- Jij hebt rondgecirkeld in je gedachten.
- Wij hebben rond het idee van een nieuwe strategie gecirkeld.