geloven

Conjugations List of Geloven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgeloofgeloofdeheb geloofd
jij, je, ugelooftgeloofdehebt geloofd
hij, zij, hetgelooftgeloofdeheeft geloofd
wijgelovengeloofdenhebben geloofd
julliegelovengeloofdenhebben geloofd
zij, zegelovengeloofdenhebben geloofd

Presens
Beta

Example presens sentences for Geloven with some of the pronouns.

  • Ik geloof in de kracht van positief denken.
  • Jij gelooft dat alles mogelijk is als je erin gelooft.
  • Hij gelooft in het lot en laat alles aan het toeval over.
  • Wij geloven in gelijke kansen voor iedereen.
  • Zij geloven sterk in de waarde van teamwork.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Geloven with some of the pronouns.

  • Vroeger geloofde ik in sprookjes en fantasiewerelden.
  • Toen ik jong was, geloofde ik alles wat mijn ouders me vertelden.
  • Hij geloofde vroeger in buitenaards leven, maar nu heeft hij twijfels.
  • In die periode geloofde zij sterk in de kracht van meditatie.
  • Als kind geloofden wij in magie en hadden we grote dromen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Geloven with some of the pronouns.

  • Ik heb altijd in mezelf geloofd, zelfs in moeilijke tijden.
  • Jij hebt haar verhaal nooit geloofd, maar nu zie je de waarheid.
  • Hij heeft die theorie nooit geloofd en blijft sceptisch.
  • Wij hebben altijd in elkaar geloofd en dat heeft ons samengebracht.
  • Zij hebben nooit in die belofte geloofd en zijn teleurgesteld.