hoogachten

Conjugations List of Hoogachten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikacht hoogachtte hoogheb hooggeacht
jij, je, uacht hoogachtte hooghebt hooggeacht
hij, zij, hetacht hoogachtte hoogheeft hooggeacht
wijachten hoogachtten hooghebben hooggeacht
jullieachten hoogachtten hooghebben hooggeacht
zij, zeachten hoogachtten hooghebben hooggeacht

Presens
Beta

Example presens sentences for Hoogachten with some of the pronouns.

  • Ik hoogacht mijn leerlingen.
  • Jij hoogacht de directeur.
  • Hij/zij/het hoogacht de docenten.
  • Wij hoogachten het belang van onderwijs.
  • Jullie hoogachten de inzet van de leerlingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Hoogachten with some of the pronouns.

  • Ik hoogachtte mijn leerlingen.
  • Jij hoogachtte de directeur.
  • Hij/zij/het hoogachtte de docenten.
  • Wij hoogachtten het belang van onderwijs.
  • Jullie hoogachtten de inzet van de leerlingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Hoogachten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leerlingen hooggeacht.
  • Jij hebt de directeur hooggeacht.
  • Hij/zij/het heeft de docenten hooggeacht.
  • Wij hebben het belang van onderwijs hooggeacht.
  • Jullie hebben de inzet van de leerlingen hooggeacht.