overacteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overacteer | overacteerde | heb overacteerd |
jij, je, u | overacteert | overacteerde | hebt overacteerd |
hij, zij, het | overacteert | overacteerde | heeft overacteerd |
wij | overacteren | overacteerden | hebben overacteerd |
jullie | overacteren | overacteerden | hebben overacteerd |
zij, ze | overacteren | overacteerden | hebben overacteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Overacteren with some of the pronouns.
- Ik overacteer in mijn toneelstukken.
- Jij overacteert altijd tijdens de repetities.
- Hij/zij overacteert zo erg dat het ongeloofwaardig wordt.
- Wij overacteren samen in het schooltoneelstuk.
- Jullie overacteren soms in komedies.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overacteren with some of the pronouns.
- Ik overacteerde vroeger vaak in amateurvoorstellingen.
- Jij overacteerde gisteren in het schooltoneelstuk.
- Hij/zij overacteerde altijd wanneer hij/zij zenuwachtig was.
- Wij overacteerden toen we jong waren.
- Jullie overacteerden in elke scene van dat toneelstuk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overacteren with some of the pronouns.
- Ik heb overgeacteerd in die film.
- Jij hebt te veel overgeacteerd tijdens de opvoering.
- Hij/zij heeft al eerder overgeacteerd in andere producties.
- Wij hebben goed overgeacteerd in het theaterstuk.
- Jullie hebben niet genoeg overgeacteerd in die scène.