aanstampen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stamp aan | stampte aan | heb aangestampt |
jij, je, u | stampt aan | stampte aan | hebt aangestampt |
hij, zij, het | stampt aan | stampte aan | heeft aangestampt |
wij | stampen aan | stampten aan | hebben aangestampt |
jullie | stampen aan | stampten aan | hebben aangestampt |
zij, ze | stampen aan | stampten aan | hebben aangestampt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanstampen with some of the pronouns.
- Ik stamp aan om fit te blijven.
- Jij stampt aan voor de wedstrijd.
- Hij/Zij stampt aan in de sportschool.
- Wij stampen aan als team.
- Jullie stampen aan met volle energie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanstampen with some of the pronouns.
- Ik stampte aan toen ik jong was.
- Jij stampte aan terwijl het regende.
- Hij/Zij stampte aan en genoot van de natuur.
- Wij stampten aan tijdens de vakantie.
- Jullie stampten aan in de vroege ochtend.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanstampen with some of the pronouns.
- Ik heb aangestampt voordat ik begon te rennen.
- Jij hebt aangestampt voor de uitdaging.
- Hij/Zij heeft aangestampt en toen gewonnen.
- Wij hebben aangestampt als voorbereiding.
- Jullie hebben aangestampt en nu ben je klaar.