rondstralen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | straal rond | straalde rond | heb rondgestraald |
jij, je, u | straalt rond | straalde rond | hebt rondgestraald |
hij, zij, het | straalt rond | straalde rond | heeft rondgestraald |
wij | stralen rond | straalden rond | hebben rondgestraald |
jullie | stralen rond | straalden rond | hebben rondgestraald |
zij, ze | stralen rond | straalden rond | hebben rondgestraald |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondstralen with some of the pronouns.
- Ik straal rond op het feest.
- Jij straalt rond in de tuin.
- Hij/Zij straalt rond op het podium.
- Wij stralen rond tijdens de vakantie.
- Zij stralen rond in de stad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondstralen with some of the pronouns.
- Ik straalde rond op het feest.
- Jij straalde rond in de tuin.
- Hij/Zij straalde rond op het podium.
- Wij straalden rond tijdens de vakantie.
- Zij straalden rond in de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondstralen with some of the pronouns.
- Ik heb rondgestraald op het feest.
- Jij hebt rondgestraald in de tuin.
- Hij/Zij heeft rondgestraald op het podium.
- Wij hebben rondgestraald tijdens de vakantie.
- Zij hebben rondgestraald in de stad.