witwassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | was wit | waste wit | heb witgewassen |
jij, je, u | wast wit | waste wit | hebt witgewassen |
hij, zij, het | wast wit | waste wit | heeft witgewassen |
wij | wassen wit | wasten wit | hebben witgewassen |
jullie | wassen wit | wasten wit | hebben witgewassen |
zij, ze | wassen wit | wasten wit | hebben witgewassen |
PresensBeta
Example presens sentences for Witwassen with some of the pronouns.
- Ik witwas geen geld.
- Jij witwast geen geld.
- Hij/Zij/Het witwast geen geld.
- Wij witwassen geen geld.
- Zij witwassen geen geld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Witwassen with some of the pronouns.
- Ik waste geld wit.
- Jij waste geld wit.
- Hij/Zij/Het waste geld wit.
- Wij wasten geld wit.
- Zij wasten geld wit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Witwassen with some of the pronouns.
- Ik heb geld witgewassen.
- Jij hebt geld witgewassen.
- Hij/Zij/Het heeft geld witgewassen.
- Wij hebben geld witgewassen.
- Zij hebben geld witgewassen.