denunciëren

Conjugations List of Denunciëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdenuncieerdenuncieerdeheb gedenuncieerd
jij, je, udenuncieertdenuncieerdehebt gedenuncieerd
hij, zij, hetdenuncieertdenuncieerdeheeft gedenuncieerd
wijdenunciërendenuncieerdenhebben gedenuncieerd
julliedenunciërendenuncieerdenhebben gedenuncieerd
zij, zedenunciërendenuncieerdenhebben gedenuncieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Denunciëren with some of the pronouns.

  • Ik denuncieer de misdaad.
  • Jij denuncieert de verdachte.
  • Hij/zij denuncieert het complot.
  • Wij denuncieren de fraude.
  • Jullie denuncieren het bedrog.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Denunciëren with some of the pronouns.

  • Ik denuncieerde de misdaad.
  • Jij denuncieerde de verdachte.
  • Hij/zij denuncieerde het complot.
  • Wij denuncieerden de fraude.
  • Jullie denuncieerden het bedrog.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Denunciëren with some of the pronouns.

  • Ik heb de misdaad gedenuncieerd.
  • Jij hebt de verdachte gedenuncieerd.
  • Hij/zij heeft het complot gedenuncieerd.
  • Wij hebben de fraude gedenuncieerd.
  • Jullie hebben het bedrog gedenuncieerd.