insluimeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluimer in | sluimerde in | ben ingesluimerd |
jij, je, u | sluimert in | sluimerde in | bent ingesluimerd |
hij, zij, het | sluimert in | sluimerde in | is ingesluimerd |
wij | sluimeren in | sluimerden in | zijn ingesluimerd |
jullie | sluimeren in | sluimerden in | zijn ingesluimerd |
zij, ze | sluimeren in | sluimerden in | zijn ingesluimerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Insluimeren with some of the pronouns.
- Ik sluimer in tijdens de les.
- Jij sluiemert in na het eten.
- Hij/Zij sluimert in als hij/zij moe is.
- Wij sluimeren in voor het slapengaan.
- Zij sluimeren in tijdens de film.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Insluimeren with some of the pronouns.
- Ik sluimerde in toen de telefoon ging.
- Jij sluimerde in terwijl je tv keek.
- Hij/Zij sluimerde in tijdens de les.
- Wij sluimerden in na het avondeten.
- Zij sluimerden in tijdens het lezen van een boek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Insluimeren with some of the pronouns.
- Ik ben ingesluimerd tijdens de vergadering.
- Jij bent ingesluimerd op de bank.
- Hij/Zij is ingesluimerd na het lezen van een boek.
- Wij zijn ingesluimerd tijdens de lange reis.
- Zij zijn ingesluimerd tijdens het luisteren naar muziek.