verhangen

Conjugations List of Verhangen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverhangverhingheb verhangen
jij, je, uverhangtverhinghebt verhangen
hij, zij, hetverhangtverhingheeft verhangen
wijverhangenverhingenhebben verhangen
jullieverhangenverhingenhebben verhangen
zij, zeverhangenverhingenhebben verhangen

Presens

Example presens sentences for Verhangen with some of the pronouns.

  • Ik verhang de schilderijen in mijn woonkamer.
  • Jij hangt de vlag verkeerd omhoog.
  • Hij, zij, het hangt de was te drogen in de tuin.
  • Wij hangen nieuwe lampen op in de keuken.
  • Zij hangen de posters aan de muur van hun slaapkamer.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Verhangen with some of the pronouns.

  • Vroeger hing ik altijd de slingers verkeerd om.
  • Toen we jong waren, hingen we vaak de was verkeerd op.
  • Elke dag verhing hij de vlag op exact dezelfde manier.
  • In die tijd hingen we de posters scheef aan de muren.
  • Als kind hing ze altijd haar tekeningen verkeerd omhoog.

Perfectum

Example perfectum sentences for Verhangen with some of the pronouns.

  • Ik heb de klok verhangen naar de zomertijd.
  • Jij bent verkeerd verhangen toen je die foto ophing.
  • Hij, zij, het heeft de spiegel verhangen naar een andere plek.
  • Wij hebben de gordijnen verhangen voor meer privacy.
  • Zij hebben de kledingstukken verhangen in de kasten.