smoken

Conjugations List of Smoken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksmooksmookteheb gesmookt
jij, je, usmooktsmooktehebt gesmookt
hij, zij, hetsmooktsmookteheeft gesmookt
wijsmokensmooktenhebben gesmookt
julliesmokensmooktenhebben gesmookt
zij, zesmokensmooktenhebben gesmookt

Presens
Beta

Example presens sentences for Smoken with some of the pronouns.

  • Ik smoke elke dag een sigaret.
  • Jij smoket soms in het weekend.
  • Hij/Zij/Het smoket stiekem achter het huis.
  • Wij smoken samen op het balkon.
  • Zij smoken al jarenlang.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Smoken with some of the pronouns.

  • Ik smoking vroeger elke dag.
  • Jij smokete een tijdje geleden regelmatig.
  • Hij/Zij/Het smokete altijd als hij/zij gestrest was.
  • Wij smoketen in onze studententijd veel.
  • Zij smoketen vroeger veel meer dan nu.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Smoken with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een sigaret gesmoked.
  • Jij hebt vorige week te veel gesmoked.
  • Hij/Zij/Het heeft stiekem al eerder gesmoked.
  • Wij hebben vaak op feestjes gesmoked.
  • Zij hebben altijd graag gesmoked.