vooropzetten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zet voorop | zette voorop | heb vooropgezet |
jij, je, u | zet voorop | zette voorop | hebt vooropgezet |
hij, zij, het | zet voorop | zette voorop | heeft vooropgezet |
wij | zetten voorop | zetten voorop | hebben vooropgezet |
jullie | zetten voorop | zetten voorop | hebben vooropgezet |
zij, ze | zetten voorop | zetten voorop | hebben vooropgezet |
PresensBeta
Example presens sentences for Vooropzetten with some of the pronouns.
- Ik zet mijn doel voorop en ga ervoor.
- Jij zet altijd je eigen belangen voorop.
- Hij zet zijn team voorop en werkt hard voor hun succes.
- Zij zetten de veiligheid van de kinderen voorop bij het organiseren van het evenement.
- Wij zetten duurzaamheid voorop in ons bedrijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vooropzetten with some of the pronouns.
- Vroeger zette ik mijn doel voorop en ging ik ervoor.
- Jij zette altijd je eigen belangen voorop.
- Hij zette zijn team voorop en werkte hard voor hun succes.
- Zij zetten de veiligheid van de kinderen voorop bij het organiseren van het evenement.
- Wij zetten duurzaamheid voorop in ons bedrijf.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vooropzetten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn doel vooropgezet en ben ervoor gegaan.
- Jij hebt altijd je eigen belangen vooropgezet.
- Hij heeft zijn team vooropgezet en hard gewerkt voor hun succes.
- Zij hebben de veiligheid van de kinderen vooropgezet bij het organiseren van het evenement.
- Wij hebben duurzaamheid vooropgezet in ons bedrijf.