optransformeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | transformeer op | transformeerde op | heb opgetransformeerd |
jij, je, u | transformeert op | transformeerde op | hebt opgetransformeerd |
hij, zij, het | transformeert op | transformeerde op | heeft opgetransformeerd |
wij | transformeren op | transformeerden op | hebben opgetransformeerd |
jullie | transformeren op | transformeerden op | hebben opgetransformeerd |
zij, ze | transformeren op | transformeerden op | hebben opgetransformeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Optransformeren with some of the pronouns.
- Ik transformeer de gegevens.
- Jij transformeert de bestanden.
- Hij transformeert de tekst.
- Wij transformeren de afbeeldingen.
- Zij transformeren de processen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Optransformeren with some of the pronouns.
- Ik transformeerde de gegevens.
- Jij transformeerde de bestanden.
- Hij transformeerde de tekst.
- Wij transformeerden de afbeeldingen.
- Zij transformeerden de processen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Optransformeren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens getransformeerd.
- Jij hebt de bestanden getransformeerd.
- Hij heeft de tekst getransformeerd.
- Wij hebben de afbeeldingen getransformeerd.
- Zij hebben de processen getransformeerd.