afscharren

Conjugations List of Afscharren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschar afscharde afheb afgeschard
jij, je, uschart afscharde afhebt afgeschard
hij, zij, hetschart afscharde afheeft afgeschard
wijscharren afscharden afhebben afgeschard
julliescharren afscharden afhebben afgeschard
zij, zescharren afscharden afhebben afgeschard

Presens
Beta

Example presens sentences for Afscharren with some of the pronouns.

  • Ik schar af naar de supermarkt.
  • Jij schaart af naar het strand.
  • Hij/Zij/Het scharret af naar de bioscoop.
  • Wij scharen af naar het park.
  • Jullie scharen af naar het restaurant.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afscharren with some of the pronouns.

  • Ik scharde af naar de supermarkt.
  • Jij scharde af naar het strand.
  • Hij/Zij/Het scharde af naar de bioscoop.
  • Wij schardden af naar het park.
  • Jullie schardden af naar het restaurant.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afscharren with some of the pronouns.

  • Ik ben afgescharred naar de supermarkt.
  • Jij bent afgescharred naar het strand.
  • Hij/Zij/Het is afgescharred naar de bioscoop.
  • Wij zijn afgescharred naar het park.
  • Jullie zijn afgescharred naar het restaurant.